scroll
Scroll naar benedenvoor het laatste nieuws

Jos voor even terug in F1

Gepubliceerd op 22 juli 2009 door Niels Hendrix

Eigenlijk had het geen reden. Maar na Jos zijn laatste meters in een Formule 1 bolide heeft hij nooit meer het circus opgezocht. Het bezoek dat Jos op de Nürburgring aan de rondreizende F1-artiesten bracht, had dan ook net zo min een speciale reden. Onderstaand Jos' column die in de Telegraaf van donderdag 23 juli staat.

"Het heeft zo'n kleine zes jaar geduurd, maar vorige week heb ik weer eens een bezoek gebracht aan de Formule 1-paddock. Na mijn laatste race - ik realiseer me dat ik niet eens precies weet waar die plaatsvond; mijn afscheidsrace heeft blijkbaar weinig indruk op mijzelf gemaakt - was ik nooit meer aanwezig bij een Grand Prix.
Maar de vrijdag voorafgaand aan de GP van Duitsland heb ik samen met mijn zoon Max de stoute schoenen aangetrokken. Ik vond het wel weer eens tijd worden om te gaan, Max hoefde voor het eerst sinds tijden niet te karten en de GP was lekker dichtbij, dus dat kwam goed uit.

De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik het geweldig leuk vond om weer eens lijfelijk aanwezig te zijn bij 'het kloppend hart' van de mondiale autosport. Wat mij direct bij binnenkomst op de paddock opviel, waren de enorme motorhomes van de teams. Die zijn de laatste jaren flink gegroeid zeg, het maakt echt indruk om die reusachtige hospitality-units allemaal keurig op een rijtje te zien staan. Ook in de garages, de pitboxen zo je wilt, is het een en ander veranderd. Ik heb een tijdje mogen spieken achter de schermen bij Red Bull en kon van dichtbij zien hoe alles in de pitboxen keurig is ingedeeld en vooral heel goed georganiseerd verloopt.
Verder was er, hoe vreemd dat misschien ook klinkt, in al die jaren eigenlijk niets veranderd. Ik zag veel 'oude' bekenden en heb heel wat bijgekletst met monteurs, journalisten en ook coureurs. Met een groot deel van de huidige F1-coureurs heb ik immers nog zelf actief geracet, dus het valt allemaal wel mee met de doorstroom in 'de snelste sport op aarde'.

Daar zal Sebastien Bourdais heel anders over denken, want de Fransman reed in Duitsland zijn laatste GP voor Toro Rosso. Het team heeft hem aan de dijk gezet en ik moet zeggen dat ik dat begrijp. Bourdais heeft in de anderhalf jaar dat hij F1 heeft gereden eigenlijk niet veel laten zien. Daarbij heeft de Fransman ook niet echt een Red Bull-uitstraling, waardoor hij een beetje buiten de boot viel bij deze racefamilie. Voordat Bourdais naar de F1 kwam, presteerde hij waanzinnig goed in de Champ Cars, dus hij kan maar beter snel terugkeren naar Amerika.
Over zijn vervanger, die komende zondag in Hongarije als jongste F1-coureur aller tijden debuteert, kan ik kort zijn: ik weet helemaal niets van Jaime Alguersuari. Oké, hij is net negentien jaar en komt uit Spanje, maar ik zou niet eens weten hoe deze coureur eruitziet. De wetenschap dat hij halverwege het seizoen moet instappen én het feit dat er niet getest mag worden, werken bepaald niet in het voordeel van deze jonge debutant. Maar Red Bull geeft hem de kans zijn kunsten op het hoogste niveau te tonen en Alguersuari verdient voorlopig in ieder geval het voordeel van de twijfel.

Aan het eind van deze column wil ik nog even stilstaan bij de tragische dood van Henry Surtees, de Formule 2-coureur die deze week bij een bizar ongeluk op het circuit van Brands Hatch de dood vond. De zoon van voormalige F1-wereldkampioen John Surtees kreeg na een crash het rondvliegend wiel van een andere bolide tegen zijn helm en overleed later in het ziekenhuis.
Domme pech, een andere benaming kan ik er niet voor bedenken. Zulke bizarre incidenten gebeuren misschien eens in de 25 jaar en je kunt ze met veiligheidsmaatregelen nooit volledig uitbannen. Het tragische ongeval van Henry Surtees heeft dat eens te meer duidelijk gemaakt. Het is natuurlijk een enorme klap voor de familie. Maar ook iedereen die op wat voor manier dan ook betrokken is bij de autosport, staat voorlopig weer stevig met beide voeten op de grond. Dat is de kille conclusie na een tragisch ongeval."

Niels Hendrix